Gelijke behandeling wordt juist door godsdienstvrijheid gegarandeerd

Kerkwoensdag 11 november 2020 14:19

Het klinkt bijna ongeloofwaardig, in een artikel in de Stentor stelt mevrouw De Wilde de vraag of gelovigen meer rechten hebben dan niet-gelovigen en concludeert dat dit het geval is [1]. Ze stelt dat goedbedoelde wetgeving de maatschappij inmiddels in de weg zit. Dat klopt niet, want juist de geest van de wet zorgt dat vrijheid van godsdienst de toegangspoort is tot een gelijke behandeling. Mr. Dr. Pieter Pel weet dat ook, maar krijgt niet de ruimte dit te ontkrachten. Dat geeft een wat onbevredigend gevoel en daarom lijkt het me zinvol het antwoord op 'de vraag bij het nieuws' toe te lichten. Het is juist dat actief-religieuzen een beroep doen op hun recht, terwijl a-religieuzen dat niet doen. Dat wil niet zeggen dat a-religieuzen nergens in geloven en dat recht niet hebben.

Toegegeven, de wet voor Godsdienstvrijheid kent een lange traditie en religie heeft over een periode van tijd een andere positie in de samenleving gekregen. Het belang van godsdienstvrijheid blijft echter onverminderd groot. Het gaat in deze wetgeving namelijk niet over de eventuele gedateerdheid van religieuze stromen of haar bijzondere positie in tijden van crisis, maar over de onwenselijkheid van een totalitaire staat en méér; het blijvende feit dat ieder mens een gelovend wezen is.


Voor een veelheid aan levensbeschouwelijke aannames blijft het onmogelijk bewijskracht aan te leveren: Is er een God? Is er leven na de dood? Word ik beoordeeld op mijn daden? Is het noodzakelijk een tulband of vergiet te dragen? Van zeer abstracte aannames tot verder gaande concrete uitwerking: zowel instemming met, als ontkenning van een levensbeschouwelijke aanname kennen geen sluitende bewijzen. Dat blijft zo. Vanwege deze conclusie garandeert de staat de vrijheid van godsdienst.


Zo komen we van Godsdienstvrijheid bij tolerantie. Tolerantie betekent niet “iedereen laten doen wat hij wil”, maar redelijkerwijs willen begrijpen dat de handeling die iemand verricht, past in een ander wereldbeeld met onbewijsbare aannames. Bijvoorbeeld bij christenen: dat ze als één familie samenkomen om God te eren. Als je dat als buitenstaander niet gelooft, is het nog steeds redelijk te accepteren dat de specifieke ander dat wel gelooft. Tolerantie is allereerst een nobele geestesgesteldheid om een ander te begrijpen en ruimte te geven, alvorens zij een juridisch vehikel wordt of omslaat in onverschilligheid.


We zien: hoe zichtbaarder impact van gedrag wordt, hoe sneller anderen er ‘iets van vinden’. Zo blijkt uit de kerkgang van de mensen in Staphorst: moreel onjuist of onverstandig gedrag keuren we af. Maar tussen moreel onjuist en onverstandig zit een groot verschil. Vrijheid wordt beperkt wanneer gedragingen en uitingen van iemands levensbeschouwing aantoonbaar kwaad in de samenleving brengen. Dus moorden in de naam van een hogere macht benadeelt en beperkt de vrijheid van anderen. Evenals samenkomen met als doel om een aanslag te organiseren [2]. Dat is moreel onjuist en daarom strafbaar. Maar gelovigen die uit overtuiging in de naam van Jezus samenkomen om God te eren, daarin zit geen motief of doel in om vrijheid van anderen te beperken. Je kunt het in tijden van corona onverstandig noemen, maar het is niet moreel onjuist.


Bij iets wat onverstandig is, maar niet moreel onjuist, adviseert onze overheid in tijden van crisis. Net zoals bij een viering van de verjaardag aan huis. Bij dit privédomein wel advies, maar geen wetgeving. Zeker geen rechtsvervolging en handhaving. Zo waarborgen we beter een gelijke behandeling dan door iedereen te moeten controleren. Recentelijke voorbeelden hoef ik niet aan te halen.


Voor het publieke domein is dat anders. Voor overheidsorganisaties en semioverheidsorganisaties allereerst. Zij vallen onder de directe verantwoordelijkheid van de staat en volgen haar direct. Dat zakelijke organisaties zich ongelijk behandeld kunnen voelen, is op basis van empathie en financieel belang zeer goed te begrijpen. Iedereen gunt elkaar voortzetting van zaken. Maar, horeca, theaters en sportwedstrijden zijn redelijkerwijs geen op zich staande levensbeschouwing. Daarom is ongelijke behandeling op basis van geloofsvrijheid niet in het geding.


Dus het klopt, als een persoon geopenbaard krijgt zijn specifieke café te openen vanwege geloofsovertuigingen, is hij inderdaad vrij om zijn overtuiging in religieuze zin met medegelovigen te uiten. Dat betekent zeker niet dat alle cafés open moeten. Zoals we ook zien dat niet alle kerken uniform handelen, want daarbinnen hebben allerlei gemeenschappen andere overwegingen op grond van hun overtuiging.


Agnosten of atheïsten die in hun wereldbeeld de roeping hebben samen te komen vanwege hun overtuiging, gebruiken dat recht ook. Er bestaat ook een kerk voor atheïsten en één voor agnosten. Het overheidsadvies wat betreft samenkomsten is ook voor hun van hetzelfde laken een pak. En nog concreter: juist de paspoortfoto met vergiet op het hoofd van mevrouw De Wilde in het artikel toont het gelijke recht haar godsdienst uit te oefenen. En zelfs al vermoed ik dat de hele religie van het vliegende spaghettimonster geen werkelijke godsdienst is, maar een manier om een punt te maken, zelfs dan is het gemakkelijk te tolereren, zolang ze anderen geen kwaad berokkent.


Dat religieuze instellingen bij mevrouw De Wilde de kop van Jut zijn, dat is begrijpelijkerwijs het doel van haar organisatie. Dat de media hier ook enthousiast bovenop springt zonder volledige tekst en uitleg, vraagt om reflectie op hun gereserveerdheid en begrip van de situatie. 9 oktober zat ik namelijk nog met meer dan 100 mensen in een theaterzaal. Daar hoorde ik niemand zich over verbazen.


Toevalligerwijs ging de voorstelling over dit onderwerp: Wie is Laura H.? Het theaterstuk naar aanleiding van het boek over het kalifaatmeisje. Haar religieuze aannames en motieven blijken niet eenduidig, zowel niet in het stuk, alsook hoe Laura H. zelf in Nederland is ontvangen. Veel mensen denken verschillend over haar: ze is alleen dader of alleen slachtoffer, of beide, of beide niet. Haar bestrafbare daden zijn in elk geval volgens ons rechtssysteem berecht. Zo hoort het te gaan: openheid van geest dat meerdere interpretaties mogelijk zijn maar wel een duidelijk werkend wetboek.


Met alle bescheidenheid, niet-actief religieuzen kunnen zichzelf opsluiten in zelfverklaard niet-gelovigheid. Zo wordt eerst een wezenlijk deel van het menszijn ontkent om vervolgens te stellen dat er sprake is van ongelijke behandeling. Als onbewust-gelovigen zich vrij denken van hun niet-gelovigheid, wordt eenvoudig zichtbaar dat iedereen dezelfde rechten heeft en deze ook nodig heeft. Dat niet iedereen daar een beroep op doet, is geen reden om godsdienstvrijheid te beperken. Godsdienstvrijheid helpt juist om te erkennen dat deze wereld niet eenduidig te interpreteren is en dat ook nooit zal worden.

Geschreven door Wouter Kamp

[1] https://www.destentor.nl/zwolle/waarom-vormt-de-kerk-de-uitzondering-op-de-coronaregel-br~a7eda45c/ 

[2] https://nos.nl/artikel/2351513-celstraffen-tot-17-jaar-voor-voorbereiding-grote-terreuraanslagnederland.html 

« Terug